Mary haar moeder werd onvrijwillig opgeëist door een hoge Japanse functionaris

Posted door

Het verhaal van mijn vrouw Mary..

Samen met haar moeder en zusje werd mijn vrouw Mary eind 1945 opgesloten in twee Nationalistische kampen in de omgeving van Solo (Soerakarta) in Indonesië. Het eerste kamp waar zij moesten verblijven werd Kletjo genoemd. Dit was een voormalige touwfabriek. Hij lag ongeveer 4 kilometer ten westen van Soerakarta. Hier werden vrouwen en kinderen uit Soerakarta en Bojolali ondergebracht, zeg maar gewoon opgesloten. Zij verbleven in een volle loods, waar ze op matjes op de vloer sliepen. Het eten was uitgesproken slecht en de latrines, in de tuin, waren van zeer slechte kwaliteit. Medische zorg ontbrak geheel.

Na Kletjo werden zij na 2 maanden overgebracht naar het Solosch Internaat, ook wel Sinkokan genoemd dat midden in het centrum van de stad gelegen was. Er waren daar zo’n 725 vrouwen en kinderen opgesloten. Ook daar sliep men op de vloer. Het eten was uiterst beroerd, geen ontbijt en 1x per dag wat rijst met sajoer. Ook hier was het sanitair onvoldoende evenals de medische verzorging. Als je ernstig ziek werd dan moest je naar het Rode Kruisziekenhuis worden gebracht.

Eén van die ernstig zieken was Mary, zij was er zo ernstig aan toe dat veronderstelt werd dat zij zou overlijden. Samen met haar moeder en haar zus werd zij naar het ziekenhuis gebracht. Maar wonder boven wonder bleef zij leven. Toen zij zover opgeknapt was dat er gesproken werd over het terugbrengen naar Sinkokan besloot haar moeder met de twee kinderen te vluchten. Haar moeder was zeer naïef in dat opzicht en dacht gewoon een trein te kunnen nemen en naar een veilig gebied te rijden. Natuurlijk kon dat helemaal niet en er werd besloten om maar te gaan lopen. Dat betekende ’s nachts lopen en overdag je schuil houden. De bedoeling was om naar Malang uit te wijken. Echter als je niet de reguliere weg kan nemen dan moet je door de bossen en bergen daar zien te komen. Deze tocht heeft bijna 3 maanden geduurd, mede omdat Mary onderweg weer zwaar ziek werd (cholera) en dringend verzorging nodig had.

In één van de kampongs onderweg was men hen goed gezind en zij werden daar opgenomen. De plaatselijke medicijnman smeerde de een of andere pasta op haar hele lichaam, een aantal bladeren werden op haar buik gelegd en met een dikke linnenband werd zij omwikkeld. Het mooiste is dat het nog werkte ook. Mary heeft deze band nog steeds en als later haar reis naar het eeuwig oosten begint gaat deze band mee in de kist.
Uiteindelijk werd Malang bereikt waar zij aankwamen met nauwelijks nog enige kleding aan het lichaam, sterk vervuild en ondervoed. Maar het was bevrijd gebied en daar ging het om. Na een verblijf van ongeveer 2 jaar in Malang en soms in Bandung (waar Oma en de andere zusjes van haar moeder woonden) werden zij medio 1948 herenigd met hun vader.

Hoewel hij niet de biologische vader van Mary was, haar moeder werd eind 1942 onvrijwillig opgeëist door een hoge Japanse functionaris, werd hij wel haar vader..

 

 

 

 

 

 

Kloofkamp Hollandia Nieuw Guinea

In begin 1949 werd het hele gezin overgeplaatst naar Hollandia (Kloofkamp) op Nieuw Guinea waar vader als KNIL-militair werd geplaatst. Later werd hij overgebracht naar de Koninklijke Landmacht.
In februari 1953 was er in Nederland een enorme watersnoodramp geweest en het gezin van Mary werd in april 1953 per vliegtuig overgevoerd naar Nederland.
Nederland was nog aan het herstellen van de ellende na WOII. Er was een grote woningnood en vooral de toeristenindustrie stond op een zeer laag pitje. Het gevolg daarvan was dat veel hotels en pensions praktisch leegstonden en dat was een goede gelegenheid om de repatrianten daar onder te brengen.

Na de ongekende vrijheid waarmee in een toen primitief Nieuw Guinea leefden kregen zij ineens te maken met bestrating, afgesloten perken en een scala aan verbodsborden. Ze kwamen in Zandvoort terecht en de lange Alang-alang of het olifantsgras werd vervangen door Helmgras dat lang niet zo hoog groeide en waar je jezelf zeker niet kon verstoppen. Alles was anders als dat zij gewend waren. Mary en haar zus waren in die periode niet erg gelukkig.

 

Aanpassen en zo snel mogelijk integreren viel echt niet mee. Veel medebewoners waren sterk getraumatiseerd en hadden grote moeite om de verschrikkingen van de Japanse kampen en daarna van de Nationalistische kampen te verwerken. En ook de kinderen waren hier mee behept.

In Zandvoort verbleven zij maar kort en na drie maanden moesten zij verhuizen naar het contractpension Het Wapen van Rijsenburg in Driebergen. Hun vader moest daarna weer gaan werken op de Kromhoutkazerne in Utrecht.

 

Men zegt dat de integratie van de repatrianten geruisloos verliep, maar dat is zeker niet waar.

Ik eindig met het volgend door mij geschreven gedicht:

Alleen, in mijn lichaam lig ik te dromen
mijn leven schiet daarin geheel voorbij
het laat zien hoe alles zo is gekomen
hoe illusies en verwachtingen er niet waren voor mij.

Ik moest destijds mijn geboortegrond verlaten
driehonderd jaar familiegeschiedenis was weg
wij ruilden de plantage en de dessa voor Neer’lands straten
stoepen, trappen, torens en parken zonder heg.

De warmte van de Indische natuur altijd om mij heen
wordt verruild voor de kilte in al datgeen je zag
zelfs ’n warme kop met koffie voelt als koude steen
mijn jas gemaakt van flanellendekens had geen ontzag.

Wonen in een contractpension zal ik nooit vergeten
de warmte aldaar moest door een kachel geschieden
rijst met melk en suiker kregen wij als Indisch eten
dat was toch niets voor ons als Indische lieden.

oh, deze geschiedenis is nog heel lang doorgegaan
tot wij leerden te assimileren en te integreren
Jezus, wat hebben wij niet allemaal doorstaan
om onze Nederlandse lessen goed te leren.

Nu na zoveel jaren later in de tijd
kan ik zeggen, ik voel mij pas nu bevrijd.


Han Dehne

#indischekwestie

Het verhaal van Mary is te lezen in mijn boek “Het leven gaat door” ( Uitg. Gigaboek, ISBN 978 90 8548 1669).