Van Oude Menschen

Posted door

 

Buiten woedt de Hollandsche storm. Af en toe slaan de takken van de statige bomen in Utrecht met zweepslagen tegen de ruiten. Alsof zij hun ongenoegen willen laten blijken. De lelieblanke magistraat mompelt wat in een monotoon stemgeluid. Ongeïnteresseerd vraagt hij of hij goed te verstaan is.

De 83-jarige Indische oma, geboren in het verre en warme Indonesië (voormalig Nederlands-Indië), knikt beleefd, ondanks dat zij hem niet goed verstaat, zoals veel Indische mensen zouden doen, immers opgevoed met respect voor autoriteit. Een wonder dat ze hier durft te staan. Zij heeft alle moed verzameld om eindelijk erkenning te krijgen over die periode in haar leven, die ze juist zo lang heeft willen vergeten. De angst die zij voelde als 8-jarig meisje, toen de Japanners haar vader, die bij de KNIL zat, van huis kwamen halen en de rest van de oorlog zonder vader moest zien te overleven. Tijdens de razzia’s in Bandoeng waar ze haar veel blankere broer moest helpen verbergen, omdat hij anders meegenomen zou worden om in een kamp voor de Japanners te werken. De honger, het ontbreken van haar broodnodige medicijnen, de uitputtende en gevaarlijke tochten te voet naar de stad om aan eten te komen. De stad waar, naarmate de oorlog vorderde, de hongersnood tot opstanden leidde. In een land waar ze geboren was, maar niet langer welkom en veilig.

 

Maar het lot van de hongerlijdende buitenkampers in Bandoeng behoort volgens de Hoge Heeren tot het normale lot van iedereen tijdens een oorlog. Wellicht was dit waar voor de niet-Joodse Nederlanders in Nederland. Pas medio 1943 was er iets te merken van de bezetting. Natuurlijk was er nog de hongerwinter van 1944 in Noord-Nederland, die we allemaal hebben meegekregen. Dat geldt jammer genoeg niet voor de situatie in Bandoeng tijdens de bezetting, waar al bijna vanaf het begin van de bezetting een enorme hongersnood gold. De niet-Joodse Nederlanders woonden in tegenstelling tot de Indische Nederlanders niet in een land waar ze de minderheid vormden en waar ze niet meer veilig waren. Maar wat weten deze ver na de oorlog geboren ‘lakeien’ van de overheid hier nu van? Het stond niet in hun geschiedenisboekjes en hun huidige taak is slechts om zo weinig mogelijk geld uit te keren. Japan en de Republiek Indonesië hebben na de oorlog enorme sommen geld overgemaakt aan de Nederlandse staat. Echter zijn het aantal erkende en ondersteunde aanvragers (op grond van oorlogsgeweld tijdens de bezetting en Bersiap in Nederlands-Indië) van Wubo en AOR, volgens eigen onderzoek begin 2000, gering.

 

De SVB die door de overheid belast is met de uitvoering van deze regelingen rept in haar jaarverslag dat deze slachtoffers respect verdienen en dat rekening gehouden moet worden met hun leeftijd. Dusdanig dat wanneer de gezondheidsklachten die zij hebben ook kunnen komen door hun gevorderde leeftijd, de oorlogsomstandigheden als oorzaak zullen prevaleren. Terug in de Utrechtse rechtszaal blijkt dit prietpraat te zijn. Door een jarenlang niet gepubliceerde afspraak tussen de Raad en de SVB moeten er door hoogbejaarde mensen minimaal 2 getuigenverklaringen overhandigd worden, die aantonen dat de situatie waarin betrokkene verkeerde dusdanig levensbedreigend was dat er op z’n minst schoten (liefst raak) werden afgevuurd. Aanwezigheid van lijken zou ook onontbeerlijk zijn. Elke andere situatie zou niet echt levensbedreigend zijn. En daarmee niet leiden tot erkenning van oorlogsslachtoffers volgens de ‘bule’ van de Raad en SVB.

Maar zou inmiddels bij de SVB en de Raad niet bekend moeten zijn wat een post-traumatisch stress syndroom is? Een syndroom dat bij ieder mens door andere ervaringen kan ontstaan afhankelijk van het karakter en de leeftijd van betrokkene. Maar omdat het zelden komt tot een medisch onderzoek bij aanvragers van een Wubo uitkering, kan dit niet geconstateerd worden. Gebaseerd op de gebeurtenissen tijdens de bezetting en Bersiap zouden realistisch gesproken toch meer dan 50.000 Wubo-aanvragers al vele jaren geld moeten ontvangen. Het werkelijke aantal is niet gepubliceerd en ligt, zoals al eerder gemeld, volgens een eigen intern onderzoek een aantal jaren geleden, ook veel en veel lager. Tijdens de bezetting van Nederlands-Indië werden bijna alle ‘totoks’ in jappenkampen geplaatst. De Indo’s mochten grotendeels, voor zover ze geen KNILmilitair waren, buiten de kampen blijven. Over het lot van deze buitenkampers was tot voor kort weinig bekend. Interessant zou zijn om te onderzoeken wat de verhouding is in hoeveelheid Indo’s ten opzichte van ‘totoks’ in het totaal aantal erkende en ondersteunde Wubo/AOR aanvragers.

 

Toen de Indische partner van de oma het woord kreeg, sprak hij zijn verwondering uit dat mensen die vér na de oorlogstijd waren geboren zo lichtvaardig spraken over de gebeurtenissen tijdens de bezetting van Nederlands-Indië. Als door een wesp gestoken, leek de mompelende magistraat eindelijk wakker te worden. Met een vanzelfsprekendheid alsof hij dat wel eerder had gedaan, nam hij het ook op voor de advocaat van de SVB. Zijn mond bewoog maar zijn woorden leken van generlei waarde. Wat wel duidelijk werd, is dat hij zich aangesproken voelde. De takken van de bomen zwiepen nog een keer tegen de ramen. Plotseling leek de magistraat haast te willen maken. Hij meldde dat aangezien het hier om een herziening van een besluit betrof alleen nieuwe feiten relevant waren. Nieuwe feiten die volgens hem ontbraken in het dossier van de Indische Oma. Vrouwe Justitia bleek niet zozeer blind als wel doof. Tijdens de zitting werd hem nogmaals verteld dat de eerdere aanvraag geweigerd werd, omdat er in de getuigenverklaring gerept werd over een vlucht naar het hoofdkwartier van het Leger des Heils in Bandoeng. Een hoofdkwartier dat volgens de alwetende SVB niet zou hebben bestaan. Simpel googelen had de oma geleerd dat dit wel het geval is. Overigens bleek bij een nader onderzoek door een derde dat dit hoofdkwartier voorkomt in vele andere getuigenverklaringen die bij de SVB bekend zijn.e

 

Een ander nieuw feit was de datum van de vlucht. Na bestudering van het incompleet toegezonden dossier bleek dat de vader van de Indische oma niet in september maar pas in november 1945 vanuit Djakarta naar het LOC in Bandoeng was gestuurd. Aangezien zij haar vader daar ongeveer een maand later in het hoofdkwartier weer had teruggezien, betekent dit dat haar vlucht in oktober 1945 heeft plaatsgevonden toen Bandoeng al in vuur en vlam stond. Hoewel de Japanners bij hun capitulatie aan de Engelsen hadden beloofd dat zij de orde zouden handhaven, deden zij dat niet in Bandoeng en de Engelsen zelf hadden te weinig troepen om deze orde zelf te handhaven. Wat er in die tijd gebeurde is bij menig Indo bekend, maar kennelijk niet bij de SVB en de rechter. In grote delen van de stad was de macht overgenomen door de Indonesische strijders voor onafhankelijkheid waaronder zich een behoorlijk aantal ’peloppersbevond. Er vonden verkrachtingen plaats en er werden moorden gepleegd, o.a. in treinen, waardoor geen enkele ‘totok’ of Indo Bandoeng nog met de trein kon bereiken. Radio Bandoeng had de oproep tot ‘Merdeka’ overgenomen en in tegenstelling tot de radiozender in het toenmalige Batavia wel kunnen doorzetten. Door het tekort aan Engelse strijdkrachten, de hongersnood en de onwillige Japanse militairen was een explosieve situatie ontstaan waarin ‘gerampokt en gemoord werd. Huizen werden in brand gestoken. In deze gevaarlijke periode vluchtte het in doodsangst verkerende 10-jarige Indische meisje met achterlating van alle persoonlijke eigendommen in de nacht naar Tjitjadas. Vanaf waar ze onder bescherming van Japanse militairen met een vrachtwagen naar het ‘veilige ’hoofdkwartier van het Leger des Heils zouden worden gebracht. Nog steeds wordt de oma wakker ’s avonds wanneer ze droomt over deze traumatische gebeurtenissen. Een dag nadat ze bij het Leger des Heils was aangekomen hoorde ze dat hun huis ‘gerampokt’ en in brand gestoken was. Het bange 10-jarige Indische meisje werd pas rustig toen onverwachts een maand later haar vader levend, maar wel beschadigd terugkwam uit het Jappenkamp.

 

Volgens velen zou een rechter moeten zorgen voor gerechtigheid en voor bescherming van de zwakkeren. Een oud Indisch dametje tegenover de macht van de SVB. Die daarbij ook nog geholpen was door het door de overheid ondersteunde Pelita. Een dametje dat niet het hele dossier, waarop de SVB haar besluit heeft gebaseerd, mocht ontvangen. Het gaat blijkbaar in de rechtszaal niet om gerechtigheid, maar net zoals vroeger in de kolonie alleen om geld. En dat beleid voert de SVB al jaren trouw uit. Vertragen en uiteindelijk ongefundeerd afwijzen dan verdwijnt het probleem, gezien de leeftijd van de betrokkenen, uiteindelijk vanzelf.

 

Binnenkort zal onze magistraat zijn niet verrassende oordeel uitspreken. Niet bekend is of hij daarvoor of daarna een ‘goed glas’ zal drinken met leden van het bestuursorgaan dat hij eigenlijk moet controleren..

 

Het Indische dametje snikte zachtjes aan het einde van de zitting terwijl de storm buiten in alle hevigheid lijkt te zijn losgebarsten. Om haar door de oorlog aangetaste gestel, om de pijn van het kunstgebit dat ze al meteen na de oorlog moest laten inzetten, om haar steeds terugkerende nachtmerries. Om het onbegrip. Om het na al die jaren nog steeds behandeld worden als een tweederangs Nederlander.

 

Om die dingen die niet voorbij gaan. Ook niet voor oude mens(ch)en

 

 

29 januari 2018

 

 

 

Links:

https://www.nederlandsekrijgsmacht.nl/index.php/kl/315-overdragen/bersiap/1195-gruwelijke-moordpartijen-op-bronbeek