WILLEKEUR IN DE BACKPAY REGELING.
Reactie van Henk Harcksen op de uitspraak over de Backpay.
De kern van de uitspraak van de rechtbank (zie blog Backpay: een teleurstellende uitspraak) vormt de koppeling van peildatum (15 augustus 2015) en doelgroep. Dit heeft tot gevolg dat de groep van Backpay-uitkeringsgerechtigden tot een betwistbaar minimum beperkt wordt. Verder dringt zich de conclusie op dat met name budgettaire overwegingen de inhoud van de Backpay-regeling hebben bepaald.
Budgettaire overwegingen en een beslissing op morele gronden verdragen elkaar slecht.
Op geen enkele wijze gaat de rechtbank in op deze tegenspraak. Ergo volgens de rechtbank is er sprake van een symbolische peildatum, 70 jaar na de oorlog. Een symbolische datum, een juridisch novum, dat vragen opwekt.
Het recht kent het rechtsbeginsel van verjaring. Na een bepaalde tijdsperiode kunnen rechten niet meer worden ingeroepen. De door de staatssecretaris verwoorde symboliek van een regeling 70 jaar na de capitulatie van Japan die door de rechtbank nog eens wordt herhaald in haar rechtsoverwegingen. Symbool van wat? Zeventig jaar rekken van opeenvolgende regeringen om tot een regeling te komen ? Nog bonter maakt de rechtbank het door te stellen: “een andere keuze voor een eerdere peildatum of een andere opstelling van de overheid was denkbaar geweest. Echter kan de gekozen peildatum niet als onredelijk worden beschouwd.”
Een andere keuze voor een eerdere peildatum was denkbaar geweest. De rechter gaat dus niet zo ver om de gekozen peildatum van de staatssecretaris te toetsen laat staan op basis van morele gronden als vernietigbaar te beoordelen. Dat hangt volgens de rechter samen met het rechtskarakter van de Backpay regeling. Zij zegt daar het volgende over: “de Backpay-regeling is niet gebaseerd op een wettelijke grondslag“. Wat is de regeling dan wel ? Het is een onverplichte tegemoetkoming aldus de rechter, waarbij de overheid een grote mate van vrijheid toekomt. Naar mijn mening is het nu juist de taak van de rechter om aan te geven hoe ver die vrijheid van die overheid dan gaat. Met andere woorden wanneer raakt de vrijheid van de overheid de vrijheid en het rechtsbelang van de Nederlandse burger en in casu degenen die bij overlijden als erfgenamen aanspraak maken op de Backpay. Want in feite is het gevolg van die door de rechter geformuleerde beleidsvrijheid, dat het erfrecht met een pennenstreek wordt weggeschreven.
Deze uitspraak illustreert de noodzaak om de rechterlijke uitspraken die de Backpay-regeling van november 2015 als onderwerp hebben en gros tegen het licht te houden omdat zij naar mijn mening met een aantal aspecten van de rechtsstaat in strijd zijn.
Het recht is terug te vinden in wetten, rechtelijke uitspraken, gewoonterecht en aantal varianten van gedoogbeleid. Gezamenlijk aan te duiden als rechtsbronnen. Eén ontbreekt tot nu toe. Annotatie, een juridisch verklarend en analytisch commentaar op een beslissing van een rechterlijke instantie door rechtsgeleerden en academici welke vervolgens in overwegingen in komende rechtsgedingen door de eiser aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Het is van het grootste belang dat deze laatste groep kritisch kijkt naar recente uitspraken.
Niet als een vorm van belangenbehartiging en cliëntelisme maar een appel aan het rechtsgevoel aan hen die rechtspreken. Het lijkt op de witte schimmel variant maar laten we serieus blijven. Een voorbeeld kan genoemd worden: professor Wouter Veraart schreef een artikel over de Rawagede zaak welke in Ars Aequi werd gepubliceerd: “Uitzondering of precedent? De historische dubbelzinnigheid van de Rawagede-uitspraak”, (4 april 2012).
Annotaties kunnen mede de rechtsvorming in dit Backpay dossier bevorderen. Het overlaten aan de rechters geeft ruimte aan herhaling van zetten en de oorlogsgetroffenen (lees: Backpay belanghebbenden) zal opnieuw geen recht worden gedaan.
Recent Comments