Verie Christina Hertel’s toekomst bruut ontnomen.

Posted door
Verie Christina Hertel, voor ons Oma Pingky is geboren op 13-10-1914 te Soerabaja en overlijdt in 2002 in Leeuwarden.
Op 16-1-1935 trouwde zij met onze opa Tijmen Hertel.
Hieronder het relaas van hun korte leven samen en zonder elkaar. Na veel gesprekken met mijn moeder Grace Bruininga-Hertel en na onderzoek is dit verhaal voor ons completer geworden en heb ik me kunnen inleven in wat er allemaal is gebeurd.
Samen in Soerabaja, vlak voor de oorlog: Opa Tijmen Hertel werkte bij LindeTeves en oma ‘Pingky’ maakte kleren voor de nabij gelegen kostschool en kreeg diverse opdrachten van welgestelde families.
De oorlog breekt uit en in december 1941 zegde opa noodgedwongen zijn baan bij op, om te dienen bij het KNIL. In militaire dienst.
Opa zat in de Kromhout Kazerne in Soerabaja en deze werd direct bezet door de Japanners. Hij is in 1944 met de Junyo Maru naar de Pakan Baroe spoorweg overgebracht. De Junyo Maru werd op 18 september 1944 getorperdeerd door een Britse onderzeeboot. Dit was voor de kust van Bengakulu. Hij heeft 15 kilometer moeten zwemmen naar het vaste land om zichzelf te moeten redden. Daar werd hij opgevanen door mensen uit de kampung. Hier heeft hij een paar dagen gezeten. Totdat hij helaas weer opgepakt werd door de Japanners om naar de Pakan Baroe getransporteerd te worden om dwangarbeid te verrichten, waar hij op 29 april 1945, vlak voor de zogenaamde bevrijding in kamp 1 overleed.
Oma bleef achter met hun 4 kleine kinderen (zie foto hieronder). In 1946 kreeg ze pas te horen van een man die bij hem was dat hij inmiddels is overleden en mijn opa en deze man hadden de afspraak gemaakt dat hij voor mijn oma en de kinderen zou zorgen, maar mijn oma heeft hem daarvan gevrijwaard. Een schok en álles wat zo vertrouwd was en daarmee hun gezamenlijke toekomst viel weg. Huizen werden leeggehaald door de Japanners. Opa’s grote zwarte vleugel, schilderijen, alles van waarde verdween voorgoed.

Oma Pingky. Links op de foto oom Les, tweede van links is mijn moeder, rechts tante Len en de baby is oom Stanley.

Tijdens de Japanse bezetting maakte mijn oma een lange voettocht met haar 4 kleine kinderen van ca. 300 km van Soerabaja, via Malang richting kamp Lampesari Semarang. Vele oma’s, moeders en kinderen vormden een lange rij. Onderweg kwamen er mensen bij maar stierven er ook velen door uitputting, ziekte of mishandelingen.
Het laatste stukje naar de eindbestemming Lampesari zou per trein gaan. Oma wilde in de eerste trein gaan maar “iets” hield haar tegen. De trein vertrok en niet lang daarna hoorde men een explosie.. Het duurde een paar dagen voordat oma en haar kinderen met een volgende trein verder konden reizen.
In Lampesari werd hun thuis een matje van 1.60 x 1.60 meter. Toen een tante een koekje wist te stelen maar ze uiteindelijk toch ontdekt werd, ‘pakte de Jap haar op’ (citaat van mijn moeder om aan te geven hoe ze zich erbij voelde).
Ze werd geboeid en moest in de brandende zon op haar knieën midden op een veldje zitten, de kinderen werden bij elkaar geroepen, ‘de Jap’ sprak ze toe, zei dat dit gebeurde met mensen die ongehoorzaam waren en om de ernst tot de kinderen door te laten dringen moesten ze rondjes om de tante lopen. Zo werd iedereen gestraft voor een buit ter grootte van 1 koekje.
Augustus 1945: Eindelijk mochten ze weer naar huis, helaas niet voor lang.
Oktober 1945: De Bersiap
Door een kiertje in de schutting zag haar oudste dochter (mijn moeder) een paard met wagen voorbij komen, ze hoorde mannenstemmen.. een klap en door het kiertje zag ze iets wat op een meloen leek over de grond rollen..
Oma en haar kinderen werden weer teruggebracht naar het Jappenkamp, waar de Jap nu hun beschermer werd.. Een bizarre situatie.
Juni 1946: Omdat het veilig genoeg leek te zijn werden Oma, haar kinderen weer terug gebracht naar Soerabaja .. thuis.. Opa was inmiddels overleden aan de Pakan Baroe spoorweg.
Veilig was het voor de Nederlands Indische gezinnen nog lang niet. Men moest voorzichtig zijn, zo waren de instructies van het leger.. Als er iets verdachts was moest men meteen alarm slaan.
1951: De strijd om naar Nederland te kunnen begon. Ze heeft verschillende aanvragen ingediend, die allemaal afgewezen werden omdat de Nederlandse Regering liever zag dat een weduwe met kinderen in Indonesië bleef, “omdat zij het daar veel beter zouden hebben”, werd hen gezegd.
1952: Oma moest zich met haar kinderen melden bij het Nederlands Commissariaat om gekeurd te worden, men zei haar “U bent een keurig gezin” Vol goede hoop keerden zij die dag huiswaarts, waar Oma een maand later de afwijzing ontving : “DAAR U EEN ZWART GEZIN BENT KUNT U BETER IN UW LAND BLIJVEN“. Dit laatste heeft er behoorlijk ingehakt. Ook bij ons als kleinkinderen.
1953 : Door ingrijpen van een welgestelde dame, mevrouw Campionie, kreeg oma eind 1953 eindelijk toestemming om naar Nederland te vertrekken.
27-4-1955 vertrekt Oma en haar kinderen met de MS Johan van Oldenbarnevelt naar Nederland. Een maand later komen zij in Amsterdam aan.
SCHULD:  Om de overtocht, aankoop kleding, huisraad enz. te kunnen bekostigen had Oma een schuld van Hfl. 5000,– opgebouwd aan de Nederlandse regering. Tot halverwege 1987 heeft zij iedere week keurig Hfl. 2,50 afbetaald.
HET GEBAAR : Werd in mindering gebracht op haar uitstaande schuld.
EXCUSES :  NIET gekregen
BACKPAY : Salaris van Opa is NIET uitbetaald.
ERKENNING : NIET gekregen
COMPENSATIE OORLOGSCHADE :NIET gekregen
Oma overlijdt op 15-3-2002 te Leeuwarden
#indischekwestie